
Een ‘klassieke’ en stabiele bevolkingsopbouw ziet er uit als een regelmatige piramide die, afhankelijk van de sterfte in de verschillende leeftijdscategorieën, meer of minder steil is. Maar wie de piramide uit figuur 1 bekijkt ziet dat die alles behalve regelmatig is. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog werden namelijk relatief veel baby’s geboren.
Werden in 1945 nog 209.000 kinderen geboren, in 1946 liep dat in een klap op tot 284.000 een stijging van bijna 40%! Na ruim een kwart miljoen baby’s in 1964 ging het geboortecijfer gestaag dalen. Deze toename in het aantal geboortes, de beroemde babyboom, is nog steeds te zien als een ‘bobbel’ in onze bevolkingspiramide. Op dit moment zie je een relatief groot aandeel van 40- tot 66 jarigen.
Via http://tinyurl.com/5gkucw is op een interactieve manier te zien hoe die bobbel zich over de afgelopen jaren over de piramide heeft bewogen, en hoe hij zich in de prognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek nog verder zal bewegen over de piramide. Schuif de knop onder de grafiek heen en weer, en je ziet bevolkingsontwikkeling in actie.
Steeds meer tinten grijs
Bij het versneld ‘afspelen’ van de bevolkingsontwikkeling valt, behalve de beweging van de bobbel der babyboomers, nog iets op. Was de piramide rond 1950 nog spits, met een smal topje voor tachtig jaar en ouder, sinds een aantal jaren is die spits steeds breder aan het worden: er komen steeds meer grijstinten van steeds meer ouderen. Begin 2008 telde ons land al 2,4 miljoen 65-plussers. Vanaf 2011 is dat aantal versneld gaan toenemen (figuur 2).
De komende jaren zal vooral het aandeel 65- tot 79-jarigen sterk stijgen. Vanaf 2025 neemt ook de groep 80-plussers sterk toe. Dit wordt wel de dubbele vergrijzing genoemd. In 2039, het hoogtepunt van het aantal 65-plussers, is naar schatting 26% van de bevolking ‘bejaard’: 4,4 miljoen. Daarvan is een derde ouder dan 80 jaar. Ter vergelijking: in 2011 is het percentage 65-plussers nog 16%, waarvan 26% 80-plus is.
De belangrijkste oorzaak voor de sterk toenemende vergrijzing van de bevolking is de hierboven genoemde bobbel in de bevolkingspiramide: de geboorteontwikkeling uit het verleden. De babyboomgeneratie van 1946-1970 begint sinds 2011 de leeftijd van 65 jaar te passeren. Daarnaast neemt de levensverwachting toe: de punt van de piramide wordt breder en hoger.
Grijze druk
Vergrijzing wordt vaak in één adem genoemd met ‘problemen’. Daarbij wordt dan gedoeld op de grote groep ouderen ten opzichte van de kleine beroepsbevolking. Dit wordt in de demografie ook wel de ‘grijze druk’ genoemd: het aantal 65-plussers als percentage van het aantal 20- tot 64-jarigen. De komende decennia zal de grijze druk sterk toenemen; van ruim 25% in 2011 naar bijna 50% in 2039.
Tegenover iedere 65-plusser staan dan dus maar twee potentiële werkenden die de lasten van de vergrijzing moeten opvangen. Pas na 2040 daalt de grijze druk weer. Vanaf dan neemt het aandeel 20- tot 64-jarigen weer licht toe. Een manier om die grijze druk te verlichten is het verhogen van de pensioenleeftijd. Stijgt de pensioenleeftijd tot 67 jaar in 2040, dan is de grijze druk naar verwachting 43% in plaats van 49%, ofwel 2,3 in plaats van 2 werkenden per oudere.
De sterke groei van het aantal ouderen heeft gevolgen voor de pensioenvoorziening, de gezondheidszorg en de ouderenzorg. Om die gevolgen in kaart te brengen is het niet alleen belangrijk om te weten hoeveel ouderen er in de toekomst zullen zijn. Zijn ze gezonder of minder gezond dan de ouderen van nu? Doen zij een groter of kleiner beroep op de gezondheidszorg? En hoe ontwikkelt hun welvaartspositie?
We sterven steeds later
Net als in andere geïndustrialiseerde landen is de sterftekans in Nederland vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw sterk teruggelopen. In eerste instantie waren de toegenomen hygiëne en andere leefomstandigheden daar vooral debet aan. Een Nederlands jongetje dat in 1870 werd geboren zou gemiddeld slechts 36 jaar oud worden. Een meisje haalde gemiddeld 39 jaar. Een eeuw later was dat al respectievelijk 71 en 77 jaar. De bulk van die stijging komt voor rekening van de teruggelopen kindersterfte. De laatste decennia zit de winst vooral in het latere leven. De kindersterfte is in Nederland al zó laag dat daar geen winst meer te halen is.
In figuur 3 is te zien dat de toegenomen levensverwachting een vrijwel continu stijgende trend vertoont, zij het met horten en stoten. Vooral onder mannen hapert de stijgende lijn af en toe een beetje. Veel van de bobbels en kuilen uit figuur 3, vooral bij de mannen, zijn te verklaren door het rookgedrag. Kijk je apart naar de levensverwachting van rokers en niet rokers, dan zie je dat de levensverwachting van mannen zonder roken veel dichter bij die van de vrouwen zou blijven.
Het rookgedrag heeft een vertraagd effect op de sterftecijfers. Om de toekomstige sterfte dus enigszins betrouwbaar te voorspellen, moet je ook kijken naar de ontwikkeling van het rookgedrag nu. Het is de verwachting dat het rookgedrag verder zal afnemen. Het verschil in levensverwachting van mannen en vrouwen zal daarom naar verwachting ook kleiner worden, maar niet verdwijnen.
Gezonde levensverwachting
De levensverwachting stijgt dus gestaag, maar hoe zit het met de ‘gezonde levensverwachting’? Zijn al die jaren die we erbij krijgen een genot of een straf? Om dat te onderzoeken wordt bij steekproef aan mensen gevraagd hoe zij hun gezondheid ervaren. Daarbij worden drie kenmerken genoteerd:
De ervaren gezondheidGezond, betekent dat iemand de eigen gezondheid als ‘goed’ of ‘zeer goed’ beoordeelt. Ongezond is iemand die de eigen gezondheid als ‘gaat wel’, ’slecht’ of ‘zeer slecht’ beoordeelt.
Chronische ziektesGeeft iemand aan minimaal één uit een lijst ziektes te hebben, dan wordt hij of zij geclassificeerd als ongezond. De ziektes zijn geselecteerd op basis van hun invloed op de kwaliteit van leven en op sterfte. Het gaat hierbij om astma/COPD/ longemfyseem, hartaandoeningen, hoge bloeddruk, ernstige darmstoornissen, diabetes, chronische rugklachten, reumatische aandoeningen/ gewrichtsslijtage, migraine en kanker.
Lichamelijke beperkingenMensen worden als lichamelijk beperkt geclassificeerd als zij aangeven minstens één van de onderstaande activiteiten niet, of alleen met veel moeite, te kunnen uitvoeren:
- Kunt u een gesprek volgen in een groep van 3 of meer personen (zo nodig met hoorapparaat)?
- Kunt u met één andere persoon een gesprek voeren (zo nodig met hoorapparaat)?
- Zijn uw ogen goed genoeg om de kleine letters in de krant te kunnen lezen (zo nodig met bril of contactlenzen)?
- Kunt u op een afstand van 4 meter het gezicht van iemand herkenen (zo nodig met bril of contactlenzen)?
- Kunt u een voorwerp van 5 kilo, bijvoorbeeld een volle boodschappentas, 10 meter dragen?
- Kunt u als u staat, bukken en iets van de grond oppakken?
- Kunt u 400 meter aan een stuk lopen zonder stil te staan (zo nodig met stok)?
Zowel bij mannen als bij vrouwen is de levensverwachting in als goed ervaren gezondheid en de levensverwachting zonder beperkingen gestegen dan wel gelijk gebleven. Tot zover het goede nieuws. De levensverwachting zonder chronische ziektes nam tussen 1981 en 2007 juist af; naar 48 jaar voor mannen en naar 42 jaar voor vrouwen. Voor een deel is die daling ‘kunstmatig’, omdat diagnoses steeds vroeger worden gesteld.
Nederland zakt op de ranglijst
Tot 1970 was de levensverwachting in Nederland voor zowel mannen als vrouwen bovengemiddeld vergeleken met andere West-Europese landen. Rond 2000 waren we afgezakt naar het gemiddelde, vooral omdat andere landen een inhaalslag maakten. Door de sterke stijging van de levensverwachting voor Nederlandse mannen sinds 2002 ligt hun levensverwachting sinds 2005 weer boven het gemiddelde niveau voor West-Europese mannen.
De levensverwachting van Nederlandse vrouwen stagneerde vanaf 1980 in vergelijking met die van West-Europese vrouwen. Rond de eeuwwisseling zaten zij onder het West-Europees gemiddelde. Sinds 2002 loopt de levensverwachting van Nederlandse vrouwen weer iets in, maar zij blijven nog ruim onder het West-Europese gemiddelde.
In grote lijnen volgen de West-Europese landen een vergelijkbare sociaaleconomische ontwikkeling en ook een over het algemeen gelijke ontwikkeling van medische zorg en leefstijl. Bovendien kijken de landen preventie- en behandelmethoden uit beterpresterende landen van elkaar af, wanneer blijkt dat de ontwikkelingen op het gebied van sterfte in een bepaald land achterblijven. Dat bleek duidelijk toen de zuigelingensterfte in Nederland stagneerde, terwijl die in andere landen verder daalde.
De laatste verwachtingen
Net zoals bij de verwachtingen van het weer, baseren ook demografen hun levensverwachtingen op steeds betere modellen. Iedere twee jaar brengt het Centraal Bureau voor de Statistiek nieuwe prognoses uit. Die uit 2012 houden rekening met rookgedrag en met algemene West-Europese trends.
De levensverwachting bij geboorte stijgt volgens de nieuwe prognose tot 87,1 jaar voor mannen en 89,9 jaar voor vrouwen in 2060. Het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen loopt volgens de prognose terug van 3,6 jaar op dit moment tot 2,8 jaar in 2060. De levensverwachting op 65-jarige leeftijd zal in de periode 2012 – 2060 voor mannen toenemen met 5,9 jaar en voor vrouwen met 5,1 jaar. Het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen zal naar verwachting afnemen van 2,9 jaar nu tot 2,1 jaar in 2060.
Maak jouw eigen website met JouwWeb